Jongeren aller Europese landen, spreekt!

Ja, ik beken: vorige week maandag heb ik gebrost. “Allez, weer één die te lang op café gezeten heeft”, zult u wellicht denken. Het woord brossen wordt immers – niet geheel ten onrechte – met alcoholmisbruik, rokerige ruimtes en verloedering van de zeden geassocieerd. Wanneer je evenwel de unieke kans krijgt om een kijkje achter de schermen van een zo goed als verborgen wereld te nemen, moet je flexibel met jouw uurrooster durven omgaan.

Eén verdwaalde aankondiging in mijn mailbox, één Duitse tweet en één overtuigende sollicitatiemail. Ziedaar de ingrediënten van mijn selectie voor de vierde Duits-Belgische conferentie in Berlijn. Na een weekje duimen drukken kreeg ik de bevestiging dat ik als jonge journalist op maandag 17 februari in de Duitse hoofdstad verwacht werd om via verschillende media over de conferentie te berichten. Een gloed van trots steeg uit mijn kamer in Leipzig op. Toch huppelde ik niet meteen als een ongeschoolde balletdanser over de houten vloer. “Heb ik daar eigenlijk tijd voor? Mis ik dan geen lessen? Is het wel zo verstandig om mijn studies daarvoor even naar de achtergrond te verdringen?”

“In het leven moet je er gewoon voor gaan, niet twijfelen en risico’s durven nemen”, zei een wijs man me ooit. Die raad indachtig begon ik mijn reis te plannen. ’s Ochtends om 4u.45 met de trein naar Zaventem; daar om 6u.30 de vlucht naar Berlijn nemen; de Belgische ambassade overtuigen om me een plekje op hun speciaal ingelegde bus te geven; na de conferentie me stiekem in het zog van de Belgische vertegenwoordigers zetten, zodat ik ook terug met hen naar de luchthaven kon; om 20u.30 de terugvlucht naar Brussel nemen en even na tien uur met de trein terug richting Antwerpen sporen. Verwachte aankomst op kot: middernacht. Gestructureerd brossen, noemt men dat.

Als voorproevertje mocht ik drie dagen op voorhand in Brussel warm lopen. Wandelend door de Wetstraat werd ik me ervan bewust welke uitzonderlijke opportuniteit ik in de schoot geworpen kreeg. Welke 20-jarige kan zeggen dat hij handjes met de Duitse ambassadeur Cuntz geschud heeft? Dat hij met Belgische en Duitse diplomaten een driegangenmaaltijd in het Egmontpark genuttigd heeft? Dat hij op het Ministerie van Buitenlandse Zaken een presentatie over de werking van onze staatsinstelling kreeg? Of dat hij met twee topjournalisten tussen pot en koffie informeel over actuele thema’s gediscussieerd heeft?

Tot mijn grote verbazing kwamen de diplomaten niet al te diplomatisch uit de hoek. Ze namen tijdens de vele gesprekken allerminst een blad voor hun mond. Als niet-ingewijde viel ik enkele keren steil achterover, toen ze uit de doeken deden hoe de diplomatie achter de massieve gordijnen van de Europese Unie in zijn werk gaat. Met het machtige lobbywerk was ik enigszins vertrouwd, maar ik moest toch meermaals een zure oprisping onderdrukken, toen ik steeds weer vaststelde dat het Europese beleid als een vrijblijvend spelletje Stratego opgevat wordt.

Nee, op de Europese bühne lopen niet enkel experten rond. De kleine lidstaten beschikken vaak niet over de nodige kennis om zich in het debat te mengen. Uit schaamte voor hun gebrek aan expertise werpen ze zich in een meelopersrol, waardoor de invloed van de grote lidstaten alleen maar toeneemt. Die Europese hoofdrolspelers hechten trouwens generlei belang aan de mening van de figuranten. Een Duitse diplomaat bekende zonder schroom dat Duitsland enkel met de visies van Frankrijk, Groot-Brittannië en Polen rekening houdt. Ook de meetingverslagen van Nederland en de Scandinavische landen genieten nog enige interesse, de rest verdwijnt in de papierversnipperaar.

Nee, in de Leopoldswijk beseffen ze niet dat hun dagelijkse handelen het lot van meer dan vijfhonderd miljoen EU-burgers bepaalt. Politiek is in die Brusselse enclave gereduceerd tot een nine-to-fivejob, waarbij enig verantwoordelijkheidsbesef ver te zoeken is. Hoewel ze elke dag met de multiculturele verzuchtingen van onze hoofdstad geconfronteerd worden, lijken de Europese vertegenwoordigers blind voor de realiteit te blijven.

Is het dat riante loon? Is het dat hemelse machtsgevoel? Is het dat bekoorlijke prestige? De menselijke reflex om een verworven status met hand en tand te verdedigen, is sterk. Wie out of the box denkt, té opvallend vernieuwing verkondigt of tegen de meningsstroom in roeit, riskeert die luxepositie te verliezen. Groepsdruk speelt op elk niveau: van de kleuterklas tot het Europees Parlement. Ik zou zelfs durven zeggen dat het tegenwoordig in de politiek allesbepalend is. Het  ontbreekt onze politici aan een totaalvisie. Ideologie is een vuil woord geworden.

Dat was op de vierde Duits-Belgische conferentie alvast zonneklaar. Voor de microfoon bleef het vaak oorverdovend stil. Correcte analyses, daar niet van, maar oplossingen? Vooraleer u antwoordt dat die er niet zijn: in de koffiepauzes tussen de panelgesprekken of bij een curryworst met ketchup aan een Coca Cola-staantafel achteraf komen de tongen wél los en hoor je wél innovatieve ideeën.

In een grotendeels geseculariseerd Europa zoeken de mensen naar houvast. De Europese Unie moet dat aanknopingspunt zijn. Zonder ‘bijbel’, zonder sterke verhalen, zonder toekomstperspectief overtuig je de EU-burgers niet. Illustere Europese staatsmannen, door de Tweede Wereldoorlog getekend, hadden dat groter verhaal. Het is nu aan de jongeren om te spreken, op de voorgrond te treden en het politieke toneel te hervormen. Democratie 2.0, 3.0 of 4.0? Hoe je het ook wil noemen, onze generatie kan de democratie herdefiniëren. Als we zelf onze kansen creëren! Als we zelf heilige huisjes intrappen! Als we zelf ons politiek engageren!

25 mei komt voor een ingrijpende democratische evolutie wellicht te vroeg, maar nu kunnen we dat proces wel al in gang zetten. Filter de politici met een visie uit de troebele eenheidsbrij en geef ze je stem. Laat dat bolletje, kruisje of vinkje evenwel niet voor wat het is. Wacht niet tot de volgende verkiezingen om onze vertegenwoordigers met de vinger te wijzen. In dialoog met hen moeten we het Europese project uitbouwen. Zelfs al moet je daar een dagje voor brossen.

© Foto: Europese Beweging Duitsland/Katrin Neuhauser

Jongeren aller Europese landen, spreekt!

België en Duitsland in dialoog met elkaar over Europa

In de schaduw van het koninklijke bezoek aan Duitsland vond afgelopen maandag in Berlijn de vierde Duits-Belgische conferentie (#DeBeConf) plaats. Vertegenwoordigers uit beide landen ijverden voor een verdere uitbouw van de Europese Unie. De vraag blijft evenwel: wie durft de handschoen op te nemen?

Door het bezoek van koning Filip en koningin Mathilde aan Berlijn geraakte het evenement wat ondergesneeuwd, maar tegelijkertijd vond in de Duitse hoofdstad voor de vierde keer een Duits-Belgische conferentie plaats. Op dat jaarlijkse forum treden vertegenwoordigers uit beide landen over economisch, maatschappelijk en politiek relevante onderwerpen met elkaar in dialoog. Het grote thema dit jaar was: welk Europa willen België en Duitsland? In verschillende panelgesprekken lieten onder anderen minister-presidenten Rudy Demotte, Karl-Heinz Lambertz en Kris Peeters hun licht op het Europese project schijnen.

Aan grote woorden geen gebrek in de openingsrede van Duits Europa-staatsminister Michael Roth (SPD). “Met elkaar leren, van elkaar leren: die les is het belangrijkste geschenk dat Europa ons gegeven heeft. Alleen door gemeenschappelijk Europees handelen kunnen we de problemen van de 21ste eeuw oplossen.” Minister-president van de Duitstalige Gemeenschap, Karl-Heinz Lambertz (PS), voegde kritisch daaraan toe: “Europa is momenteel niet topfit: het moet mensen weer hoop brengen.”

Kris Peeters (CD&V) en Rudy Demotte (PS) lieten zich niet tot opvallende uitspraken verleiden. Waals minister-president Demotte hield een uiteenzetting over onze complexe staatsstructuur, terwijl Peeters met trots verkondigde dat Vlaanderen voor de vierde maal op rij een begroting in evenwicht heeft. Daarnaast benadrukte de Vlaamse minister-president dat België en Duitsland als motoren van economische groei en welvaart op Europees niveau nog nauwer moeten samenwerken.

Europa als een fiets

Angelica Schwall-Düren (SPD) ziet Europapolitiek niet langer als buitenlandpolitiek. “De beleidsvorming moet nog meer tot het lokale niveau doordringen.” De voorzitter van de Duitse ambtenarenbond, Klaus Dauderstädt, is zich er niettemin van bewust dat verdere Europese integratie niet zonder slaag of stoot zal verlopen. “Daarom moeten we nu een alliantie tegen demagogie en populisme smeden.” In de strijd tegen dat euroscepticisme dragen vooral de media een grote verantwoordelijkheid, aldus François-Xavier de Donnéa (MR).

Een andere rode draad doorheen de discussies waren de vorm en instellingen van de Europese Unie. Iedereen was het er over eens dat Europa het meest democratische systeem ter wereld heeft. Toch is niet alles rozengeur en maneschijn. “Waarom zouden Europarlementariërs geen verantwoording in nationale parlementen kunnen afleggen”, liet Mathieu Grosch (CSP) een eerste ballonnetje over meer transparantie op. Christian Behrendt (ULg) citeerde daarop John Stuart Mill: “Het parlement is de marktplaats van de ideeën: transparante debatten zijn dus onontbeerlijk.”

Het kritische publiek bleef ondertussen toch wat op zijn honger zitten. “Gelukkig zijn er regelmatig koffiepauzes. Ik vind het nogal een slaapverwekkende bedoening. Waar blijven die sterke toekomstvisies?”, vroeg één van de deelnemers zich af. Manuel Sarrazin (Bündnis 90/Die Grünen) vatte dat gevoel met een treffende metafoor samen. “Europa is als een fiets: als de fietser niet voortdurend trapt, vallen hij en de fiets om. Maar wie durft tegenwoordig nog te trappen?”

Technolocratie

Terwijl de spanning in de zaal omtrent de nakende passage van koning Filip en koningin Mathilde toenam, werden de sprekers van het laatste panelgesprek verzocht het kort te houden. Gesine Schwan (Humboldt-Viadrina School of Governance) liet het toch niet na om scherp uit de hoek te komen. “Het is een illusie om te denken dat meer Europa top-down gerealiseerd wordt. Politici, ondernemers en een geëngageerde burgergemeenschap moeten samen aan Europa bouwen.” Waarna Jonathan Holslag (VUB) de nagel op de kop sloeg. “Het ontbreekt Europa aan een groter verhaal.”

De professor internationale politiek hekelde de kortzichtige visies van de huidige Europese politici. In zijn pleidooi hamerde Holslag op meer ambitie en creativiteit. Ferdi De Ville (UGent) ziet een pioniersrol voor de jeugd weggelegd. “De jonge Europese generatie is met het federale systeem opgegroeid. Zij zijn uniek geplaatst om het sociale Europese model uit te dragen. We moeten leren om over Europa te spreken. Enkel op die manier kan je de massa begeesteren.”

Thomas Renard (Egmont Instituut) wil de jongeren onder het motto ‘Engage and Empower’ oproepen om mee te durven denken en spreken. “Het nieuwe grote Europese verhaal moet met de jeugd rekening houden. Onze jongeren zijn namelijk wél in politiek geïnteresseerd. Enkel hun expressievorm is veranderd. Ik zou daarom het begrip ‘technolocratie’ willen lanceren. Jongeren gebruiken immers de nieuwe media om zich democratisch uit te drukken. We moeten platformen voor hen creëren, zodat ze zich nog meer in de debatten kunnen mengen.”

Het koninklijke protocol maakte vervolgens abrupt een einde aan het laatste panelgesprek. Buitenlandministers Frank-Walter Steinmeier (SPD) en Didier Reynders (MR) prezen in hun slotrede België en Duitsland voor hun gezamenlijke verwerking van het tragische oorlogsverleden en onderstreepten nogmaals de noodzaak om ook in de toekomst een goede vriendschappelijke relatie te onderhouden.

© Foto: Europese Beweging Duitsland/Katrin Neuhauser

België en Duitsland in dialoog met elkaar over Europa

Vooruitblik op vierde Duits-Belgische conferentie

Welk Europa willen Belgen en Duitsers? Dat is maandag in Berlijn het hoofdthema van de vierde Duits-Belgische conferentie. Op hetzelfde moment verwelkomen bondspresident Joachim Gauck en bondskanselier Angela Merkel aan de Brandburger Tor onze koning Philippe en koningin Mathilde in het gezelschap van eerste minister Elio Di Rupo 

De vierde Duits-Belgische conferentie (17 februari) in Berlijn stelt Europa in het middelpunt van de debatten. In vier verschillende panelgesprekken zullen vertegenwoordigers uit de economische, maatschappelijke en politieke wereld met elkaar de discussie aangaan. Het is uitkijken hoe België en Duitsland als voorvechters van het Europese project de toekomst van hun geesteskindje zien. Tegelijkertijd onderstreept het bezoek van koning Philippe en koningin Mathilde de Belgische wil om de relaties met buurland Duitsland verder te intensifiëren.

Na de openingswoorden van Michael Roth (Duits Europa-staatsminister) en Karl-Heinz Lambertz (minister-president van de Duitstalige Gemeenschap in België) wordt in het eerste panelgesprek de complexiteit van beide landen besproken. Vooral de uiteenlopende visies op het federalisme lijken genoeg stof voor een levendige discussie te bieden. Terwijl België steeds meer bevoegdheden aan de gemeenschappen en gewesten overdraagt, neigen de Duitsers naar een sterkere federale staat.

Om half twaalf snijden onder anderen Vlaams minister-president Kris Peeters en hoofdredactrice van Le Soir, Béatrice Delvaux, het volgende stuk van de debattaart aan. 70.000 Duitsers in België, 27.000 Belgen in Duitsland, van wie een groot deel in Berlijn en Brussel. Die cijfers vormen de basis van de tweede dialoog, waarin nagegaan wordt hoe succesvol de Duits-Belgische integratie is. Daarnaast zullen de panelleden hun ideeën formuleren om de inspraak van die immigranten te vergroten.

Nadat de deelnemers aan de conferentie krachten aan het middagbuffet opgedaan hebben, wordt de namiddag met het thema democratie op gang geschoten. Hebben de nationale en regionale parlementen de voorbije jaren hun werking op Europa afgestemd? Hoe zien België en Duitsland de toekomst van een democratische Europese Unie: is er überhaupt interesse om op termijn de macht van de verschillende Europese instellingen uit te breiden? Kunnen beide landen door middel van een gemeenschappelijke agenda meer transparantie bewerkstelligen?

Terwijl ons koningspaar zich op de Pariser Platz tussen het publiek mengt, zullen de aanwezige jonge journalisten met gespitste oren naar het laatste panelgesprek luisteren. Professoren van Belgische en Duitse universiteiten spitten dan namelijk verder het onderwerp democratie uit. Op welke wijze kan de jonge generatie in het Europese project betrokken worden? Hoe maken we de jongeren fit voor meer democratie in de Europese binnenlandpolitiek? Zijn de huidige beslissingsmechanismen de juiste?

Buitenlandministers Frank-Walter Steinmeier en Didier Reynders sluiten de vierde Duits-Belgische conferentie, die via de hashtag #DeBeConf live op Twitter te volgen is, af. Als afsluiter van een rijkelijk gevulde dag is er nog een receptie voor de Brussel-alumni voorzien.

Vooruitblik op vierde Duits-Belgische conferentie

Terugblik op Duits-Belgische conferenties

Na een jaartje afwezigheid vindt maandag opnieuw een Duits-Belgische conferentie plaats. Op dat forum zullen beide landen voor de vierde maal over maatschappelijk en politiek relevante thema’s met elkaar in discussie treden. Die dialoog tussen België en Duitsland leverde de voorbije jaren een aantal interessante visies op.

De eerste editie van de Duits-Belgische conferentie (14-15 oktober 2009) kwam er op initiatief van de Duitse ambassadeur Reinhard Bettzuege. Onder de titel “Partners in innovatie en onderwijs” ontmoetten vertegenwoordigers van beide landen elkaar in Brussel. Bij de opening van het evenement drukte Bettzuege zijn wens uit om de Duits-Belgische relaties jaarlijks door de uitwisseling van ideeën extra in de verf te zetten. Hij meende bovendien dat België en Duitsland als handelspartners in technologisch onderzoek moeten blijven investeren. Toenmalig Belgisch buitenlandminister Yves Leterme betoonde eveneens het belang van kennis en opleiding voor beide grondstofarme landen.

Vooral op het vlak van kernfysica, lucht- & ruimtevaarttechniek en nanotechnologie werken België en Duitsland al intensief tezamen. Om in tijden van economische crisis de financiële zekerheid van die vele kleine projecten te garanderen ijverden wetenschappers uit beide landen voor sterke bilaterale overeenkomsten. Die boodschap werd door astronaut Frank De Winne kracht bijgezet: vanuit het internationale ruimtestation ISS sprak hij de deelnemers aan de conferentie toe.

Aangezien de financiële naald in 2009 nog maar net de Europese economische etterbuil had laten openbarsten, was de rode draad door de verschillende discussies: hoe kunnen we de groei blijven stimuleren? Vaak voorkomende kernwoorden waren opleiding, onderzoek en innovatie. In dat opzicht werd het belang van de Duitse Academische Uitwisselingsdienst (DAAD) en het Erasmus-programma benadrukt. Enkel door de internationalisering van de universitaire opleiding kan de basis voor een toekomstig succesvolle wetenschappelijke samenwerking gelegd worden.

Integratie door betrokkenheid

Voor de tweede Duits-Belgische conferentie (13-14 januari 2011) traden opnieuw tientallen specialisten uit beide landen met elkaar in dialoog. Ditmaal trok het gezelschap naar Berlijn om daar rond het thema “Integratie, religie en onderwijs” te werken. De migratiecijfers van de hoofdsteden Berlijn en Brussel tonen aan dat de integratie van minderheden komende decennia één van de belangrijkste uitdagingen voor zowel België als Duitsland wordt. Bovendien is de rol van migranten in het spinnenweb van economische groei en demografische verandering niet te onderschatten.

De debatten maakten duidelijk dat kennis over de andere een voorwaarde voor positieve integratie is. Dat is niet alleen een opdracht voor onze politici, maar kadert in een ruimer maatschappelijk perspectief. Gelijke rechten zoals staatsburgerschap en kiesrecht zijn noodzakelijk, maar actieve deelname aan het maatschappelijke leven is de sleutel tot meer betrokkenheid. Die moeite moet door allebei de partijen getroost worden.

Economische crisis overwinnen

Het Egmontpaleis in Brussel vormde het toneel voor de derde Duits-Belgische conferentie (17 april 2012) met als titel “Dialoog in moeilijke tijden: arbeidsmarkten, onderwijs en sociaal partnerschap”. Hoe kunnen België en Duitsland de economische en schuldencrisis overwinnen zonder de principes van de sociale markteconomie overboord te gooien? Sprekers als voormalig bondskanselier Gerhard Schröder en Belgisch Minister van Werk Monica De Coninck ontvouwden hun theses op die actuele problematiek.

Schröder prees zichzelf voor zijn “Agenda 2010”, maar ontkende niet dat ook in Duitsland hervormingen nodig zijn. Zo moeten vrouwen betere kansen op de arbeidsmarkt krijgen, moet het onderwijssysteem iedereen gelijke kansen garanderen en moet een moderne migratiepolitiek hoog gekwalificeerde vakmensen aantrekken. Daarnaast meende hij dat enkel een verenigd Europa in een geglobaliseerde economie concurrentiekrachtig kan zijn. De Europese Unie moet niet alleen de euro hervormen, maar ook de zuivere besparingspolitiek aan de kant schuiven en op groei inzetten.

De Coninck had het dan weer over een sociale economie als noodzakelijk sluitstuk voor een volwaardig maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zij wil in tijden van crisis de maatschappelijk zwakkere groepen niet uit het oog verliezen. “Een maatschappij is immers maar net zo beschaafd en ontwikkeld als het niveau van aandacht dat ze besteedt aan de zwakkeren in de samenleving”, klonk het. Sociale economie is voor haar mensen die in het klassieke arbeidscircuit uit de boot vallen structureel aan het werk helpen en houden, zonder de financiële rendabiliteit van de economie te verwaarlozen. Op die manier kan de doelstelling behaald worden om tegen 2020 de armoede in Europa substantieel te verminderen.

Terugblik op Duits-Belgische conferenties

Duits-Belgische relaties

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog werken België en Duitsland op cultureel, economisch en politiek vlak nauwer dan ooit tezamen. Beide landen zijn al decennialang de drijvende krachten achter het Europese project. Die intensieve samenwerking wordt door het bezoek van onze nieuwe koning Philippe en koningin Mathilde op 17 februari extra in de verf gezet.

Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog heeft Duitsland veel leed in België veroorzaakt. De Duitsers bekenden na de val het Derde Rijk meteen schuld: dit mag nooit meer gebeuren, heette het. België was in 1951 dan ook één van de eerste landen die de diplomatische relaties met Duitsland terug opnam. Al snel evolueerden de formele contacten tot een echte vriendschap: in een sfeer van verzoening werd met het vreselijke verleden komaf gemaakt, in het kader van het Noord-Atlantische Verdrag kregen vele generaties Belgische soldaten in Duitse centra hun opleiding en in de uitbouw van de Europese Unie vertolkten België en Duitsland een voortrekkersrol.

Duitsland is zonder enige twijfel Belgiës belangrijkste handelspartner. Het totale Duits-Belgische handelsvolume in 2012 bedroeg maar liefst 82,95 miljard euro. Sinds het begin van de jaren ’50 kwamen de directe investeringen echt op gang. Duitsland investeerde vooral in de Antwerpse chemische en Brusselse auto-industrie. Vele Duitse firma’s, zoals Audi, BASF of Bayer hebben een Belgische vestiging. De Belgisch-Luxemburgs-Duitse Kamer van Koophandel (Debelux) ondersteunt ten slotte ondernemingen die tot de Duitse markt willen toetreden.

De culturele samenwerking gaat op het Duits-Belgische culturele verdrag van 24 september 1956 terug. In dat akkoord wordt in eerste instantie de verspreiding van de Duitse taal ondersteund. België telt immers ongeveer 77.000 Duitstalige landgenoten. Het Goethe-Instituut, dat in meerdere landen actief is, heeft ondertussen een indrukwekkende reputatie opgebouwd: het biedt niet alleen taalcursussen aan, maar wil ook de hedendaagse Duitse kunst- en cultuurscène in de kijker zetten. Daarnaast hebben de Universiteiten Antwerpen (2011), Leuven (2012) en Luik (2013) recent elk een Duitslandjaar georganiseerd.

Afgelopen jaren lijkt het contact tussen België en Duitsland alleen maar toe te nemen. In april 2012 bracht de Duitse president Joachim Gauck al voor de tweede maal een bezoek aan ons land. Hij was er ook als de kippen bij om koning Albert II na diens aftreden een telegram te sturen. Gauck prees onze koning vooral omwille van zijn strijd voor de Belgische eenheid. In januari van dit jaar sprak onze minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders in het Egmontpaleis met zijn nieuwe Duitse collega Frank-Walther Steinmeier over de bilaterale relaties. Ook Europa-staatsminister Michael Roth was diezelfde maand bij ons op bezoek.

De inspanningen van de ambassades in Berlijn en Brussel hebben ertoe bijdragen dat de diplomatieke samenwerking op wieltjes verloopt. Momenteel is Renier Nijskens de Belgische ambassadeur in Berlijn. Na zijn opleiding politieke en sociale wetenschappen werkte hij voor Buitenlandse Zaken voornamelijk in Afrika. In maart 2011 volgde Nijskens Mark Geleyn als ambassadeur in Berlijn op. In datzelfde jaar nam zijn Duitse collega Eckart Cuntz zijn intrek in Brussel. De geboren Mannheimer studeerde Rechten en was tijdens zijn lange carrière al ambassadeur in Brunei en Turkije.

Duits-Belgische relaties